Schouderartrose

Afdeling: Orthopedie

Op deze pagina

De schouder is de plaats waar de arm scharniert met de romp. Aan de zijde van de arm bestaat het uit het gewricht uit een rond beenderig oppervlak, de humuruskop. Aan de zijde van de romp vormt het schouderblad een kleine ovale holte, het glenoid. Samen vormt dit het schoudergewricht. Een schouder kan verslijten of minder goed functioneren door overmatig gebruik of belasting, reuma, onherstelbare gescheurde pezen of door een afgestorven humuruskop. Hierdoor wordt de gladde oppervlakte van het uiteinde van de botten ruw en vervormd.

Het ganse schoudergewricht wordt vervormd en er treedt op een bepaald moment pijn op en een verminderde beweeglijkheid. Er is echter geen reden tot paniek aangezien een versleten schoudergewricht actueel kan vervangen worden, net als een versleten heup of knie. Het vervangen van een schouder is een veilige en betrouwbare ingreep. De ingreep wordt uitgevoerd door een orthopedisch chirurg (een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van bot- en gewrichtsziekten). Door deze ingreep, waarbij de ruwe versleten oppervlakten vervangen worden, zal de pijn verdwijnen en kunnen de normale dagdagelijkse bewegingen terug uitgevoerd worden. Deze ingreep is ook nodig als de schouder dermate ernstig gebroken is dat een operatief herstel niet meer mogelijk is.

Klachten

Pijn is steeds aanwezig, ook 's nachts (men kan er niet meer op liggen). De pijn wordt erger als je de schouder hebt belast. Weersveranderingen kunnen de pijn beïnvloeden. Stijfheid is ook aanwezig maar kan langdurig verdragen worden omdat het schouderblad een deel van de schouderfuncties kan overnemen. Door deze pijn en stijfheid wordt het onmogelijk om zelfs banale levensnoodzakelijke bewegingen te doen zoals zich aankleden, wassen of voorwerpen opnemen.

Onderzoeken

1. Medische geschiedenis

De arts zal vragen wanneer en hoe de pijn en het functieverlies zijn opgetreden en of er meer pijn is na belastende activiteiten en welke andere symptomen er zijn. De chirurg zal zich informeren omtrent de algemene gezondheid, inclusief andere bot- en gewrichtsziekten, vorige breuken en kwetsuren en welke medicatie reeds wordt ingenomen. Vooraleer men een operatie ondergaat, zal ook geïnformeerd worden naar mogelijke problemen bij vorige ingrepen of verdovingen.

2. Klinisch onderzoek

Dit is vaak bijzonder pijnlijk zodat het noodgedwongen tot een minimum beperkt wordt. We moeten wel nagaan of alle pezen rondom het versleten gewricht intact zijn omdat bij een kapotte pees mogelijk een speciale omgekeerde schouderprothese zal moeten geplaatst worden. Vooraleer geopereerd te worden voeren sommige artsen een gestandaardiseerd klinisch onderzoek uit zodat een score kan opgemaakt worden (de score volgens Constant-Murley). Achteraf kan dan geëvalueerd worden hoeveel je score beïnvloed werd door de chirurgische ingreep.

3. Radiologisch onderzoek

Het vervangen van het schoudergewricht door een prothese dient voorafgegaan te worden door een (arthro)-CT-scan onderzoek. Soms kan een (arthro)-NMR onderzoek ook volstaan alhoewel de vervorming van het bot er minder goed op kan beoordeeld worden. Dit onderzoek evalueert ook de kwaliteit van de spieren en de pezen zodat hiermee kan bepaald worden of een anatomische prothese (= een op een normaal gewricht gelijkende prothese) ofwel een niet-anatomische prothese (een omgekeerd gewricht) moet geplaatst worden. Bij de arthrografie dat het CT-scan onderzoek vooraf gaat, wordt een contrastvloeistof in het schoudergewricht gespoten zodat een lichte verergering van pijn hierdoor kan worden veroorzaakt. Meestal zijn er geen andere onderzoeken geïndiceerd.

4. Algemene preoperatieve onderzoeken

Een tandheelkundige oppuntstelling is steeds aangewezen voor gewrichtsvervangende ingrepen. Een onbehandelde tandinfectie verhoogt namelijk het risico op een verzwering van de prothese. Een algemeen preoperatief onderzoek bij de huisarts of bij een specialist inwendige ziekten is aangewezen. Hierbij zal een bloedafname, een long- (radiografie in face en profiel van je borstkas) en een hartonderzoek (electrocardiogram = ECG) minimaal noodzakelijk zijn.

Behandeling

Als warmte, rust, medicatie, infiltraties en kinesitherapie niet meer genoeg zijn om de pijn en het functieverlies op te vangen, kan de arts een nieuw schoudergewricht adviseren.

Meestal word je de dag voor de ingreep in het ziekenhuis opgenomen. Je blijft nuchter vanaf 12u 's nachts voor de ingreep (dit betekent niet meer eten of drinken). Bijkomende vragen kunnen ook de dag van opname nog gesteld worden aan de verpleging of anesthesist (arts die de verdoving aanbrengt). De ingreep gebeurt onder algemene verdoving en hiervoor wordt een intraveneuze buisje gestoken in een bloedvat in de arm (kleine prik). Langs die weg worden vloeistoffen en medicatie toegediend. Vraag aan de anesthesist om verdere uitleg. Wanneer de patiënt verdoofd is en niet meer bij bewustzijn, zal de chirurg het gewricht volledig (totale schouder prothese -TSP) of soms gedeeltelijk (hemi-schouderprothese HSP) vervangen.

Verloop operatie

Er wordt een insnede van een tiental centimeter aan de voorzijde of aan de bovenzijde van de schouder aangebracht. De humeruskop wordt verwijderd of afgeslepen zodat hij kan vervangen worden door een metalen bol. Soms wordt een steel in het mergkanaal van de bovenarm gebruikt ter versteviging van de fixatie. Afhankelijk van de techniek van de chirurg zal deze steel al dan niet gecementeerd worden. Het cementeren van de steel is steeds noodzakelijk indien het om de behandeling van een recente breuk gaat. Als de chirurg gekozen heeft voor een totale schouderprothese zal ook het glenoïd vervangen worden door een plastieken kommetje dat meestal gecementeerd wordt in het bot. Als het om een omgekeerde prothese gaat dan wordt het glenoïd vervangen door een bol die in het bot wordt vastgezet met schroeven zodat hij nadien kan vastgroeien aan het bot (na enkele maanden). Een totale schouderprothese (TSP) geeft een snellere en betere pijnverlichting dan een gedeeltelijke prothese (HSP) maar het gaat wel om moeilijkere chirurgie zodat hierdoor theoretisch meer complicaties kunnen optreden. Als de spieren en pezen echter niet meer te herstellen zijn, is steeds een totale (omgekeerde) schouderprothese aangewezen. De voor- en nadelen van elk type zullen voor de ingreep worden uitgelegd.

Complicaties

De chirurg zal de mogelijke risico's van de ingreep uitvoerig bespreken. Complicaties komen zelden voor minder dan 5%). Mogelijke verwikkelingen zijn

  • een reactie op de algemene verdoving
  • een eventuele ontsteking van de prothese
  • letsels aan bloedvaten en zenuwen
  • breuken van het bot van opperarm en/of schouderblad

Na de ingreep kan een onvoorziene stijfheid optreden met verlies van beweeglijkheid ter hoogte van je schouder. Op lange en middellange termijn kan de prothese loskomen of vroegtijdig verslijten. Soms kan een ontwrichting van de prothese optreden (vooral na meerdere chirurgische ingrepen of bij revisie chirurgie).

Revalidatie en postoperatieve zorgen

Er wordt onmiddellijk gestart met de revalidatie. Meestal wordt de arm op rust gesteld door middel van een verband. Dit verband dient om rust te geven aan de schouder als hij niet gerevalideerd wordt. Een van de eerste moeilijkheden is om te leren leven met één arm: de verpleegkundige of de kinesist zal je leren hoe hiermee om te gaan. De eerste dagen is de revalidatie enkel passief, dit wil zeggen dat enkel de kinesist de arm beweegt. Hij zal je echter snel aanleren om zelf het schouderblad op te trekken, naar achter te brengen of naar voor. Na de ingreep moet je ook zo snel mogelijk starten met pendeloefeningen. Bij een omgekeerde TSP mag je, indien mogelijk, onmiddellijk de schouder actief bewegen. Uiteraard mag dit pas na toelating van de behandelende arts.

Het verblijf in het ziekenhuis duur meestal een kleine week. Nadien kan verder geoefend worden met een kinesist van eigen keuze. Eigenlijk mag (moet) je zo snel mogelijk met een handdoek (voor de hand-rug-mobiliteit) of met behulp van een katrolletje (voor de reik-mobiliteit) de functionele bewegingen proberen te herwinnen, dit lukt meestal na een drietal maanden. Bij een anatomische TSP dient gedurende een zestal weken geen beweging met de arm naar buiten te gebeuren (uitwendige rotatie) en bij een omgekeerde niet-anatomische TSP dient geen passieve stretch te gebeuren (de kinesist mag de schouder niet forceren). Bij beide types mag/moet je zo snel mogelijk actief alle bewegingen aanleren, uiteraard onder de pijngrens. Onmiddellijk mag je liggend de mobiliteit van de arm proberen te verbeteren. Zoals reeds gezegd mag bij de anatomische TSP en de HSP de uitwendige rotatie slechts geoefend worden na een zestal weken. Dit gebeurt best vanuit liggende positie op een hard oppervlak (een mat of een oefenbed) ofwel rechtstaand thv. de deur of een een kast. Na een zestal weken mag je bij elk type prothese meer en meer krachtsoefeningen starten.

Medische controles

Een prothese dient regelmatig gecontroleerd te worden:

  • Na een drietal weken om de hechtingen te verwijderen.
  • Na een drietal maanden met een radiografie.
  • Na een zestal maanden en daarna jaarlijks om de verdere evolutie te controleren. Wees waakzaam voor ontstekingen aan tanden of nagels. Contacteer steeds je huisarts bij onverklaarbare koorts en laat nooit een infiltratie aan de geopereerde schouder plaatsen.
De inhoud van deze pagina werd samengesteld door de betrokken dienst(en). Laatste update: 24-mei-2022.
Naar boven

AZ Sint-Lucas & Volkskliniek

Groenebriel 1
9000 Gent

GPS adres

Terhagen

09 224 61 11
info@azstlucas.be
Qualicor Europe Logo RGB

AZ Sint-Lucas behaalde het Qmentum-kwaliteitslabel van Qualicor Europe

made by