Op deze pagina

Als één of beide teelballen tijdens de ontwikkeling van de baby in de baarmoeder blijven steken in de lies of hogerop in de buik, is een operatie nodig om ze op hun plaats te brengen in het scrotum.

Ontwikkeling van de teelballen

Tijdens de ontwikkeling van het kind in de zwangerschap dalen de teelballen vanuit de buik tot in de balzak. De teelballen moeten in de balzak terechtkomen omdat de temperatuur daar lager ligt dan de lichaamstemperatuur en dat is noodzakelijk voor de ontwikkeling van de teelbal en de vruchtbaarheid.

Bij de geboorte zitten de teelballen bij een aantal kinderen nog niet tot in het scrotum. Ze bevinden zich in de buikholte, in de liezen of erg hoog in de balzak. Tijdens het eerste levensjaar dalen de teelballen bij een aantal van deze kinderen verder tot in het scrotum. Als dit na het eerste levensjaar niet gebeurd is, spreken we over een cryptorchiede testis of een niet-ingedaalde teelbal. In dat geval raden we aan om met een kleine ingreep de teelbal tot in het scrotum te brengen. We raden deze operatie aan omdat een niet-ingedaalde teelbal meer kans geeft op ontwikkelingsstoornissen, afwijkende zaadproductie en kwaadaardige ontwikkeling van de teelbal. Als zich later een gezwel in de teelbal zou ontwikkelen, wordt dit ook pas te laat of niet opgemerkt.

Bij een aantal kinderen zitten de teelballen eerst wel in de balzak en nadien niet meer. De teelballen staan immers onder invloed van spiertjes die de hoogte van de teelbal in de balzak bepalen. Deze spiertjes worden de cremasterspieren genoemd. Afhankelijk van de buitentemperatuur trekken deze spiertjes de teelballen meer of minder op om zo een constante temperatuur in de teelballen te bewaren. Bij sommige kinderen is deze spier sterk ontwikkeld of is de reflex om deze spier te activeren erg snel bereikt. In dat geval spreken we van retractiele teelballen die bij de minste spanning of koude naar de liesstreek gaan. Als het kind groeit kunnen retractiele teelballen mogelijk niet meer goed indalen tot in het scrotum. We spreken dan van opstijgende teelballen. Een fixatie van de teelballen in het scrotum is dan aangewezen.

De operatie: de orchidopexie of het vastmaken van de teelballen in de balzak

We brengen je kind een half uurtje tot drie kwartier onder volledige verdoving. Aan de kant waar de teelbal niet of onvoldoende is ingedaald maken we een kleine insnede in de lies. De uroloog maakt de zaadstreng vrij en maakt geleidelijk aan de spiertjes rond de zaadstreng (de cremasterspiertjes) los zodat er lengte gewonnen wordt om de teelbal naar beneden te brengen. De teelbal is dan enkel nog verbonden met de buikholte door de zaadstreng en de bloedvaten. De teelbal wordt nadien tot in de balzak gebracht en wordt daar gefixeerd met enkele hechtingen. Zelden moeten we bij deze ingreep het lieskanaal openmaken om optimaal lengte te winnen.

Voorbereiding thuis

Door een ziekenhuisopname komen kinderen vanuit hun vertrouwde omgeving in een onbekende omgeving terecht. Dat kan beangstigend zijn omdat je kind te maken krijgt met prikjes, onderzoeken en onbekende personen in witte schorten die gedurende de opname voortdurend in zijn omgeving zijn. Hierdoor kan je kind uit zijn evenwicht raken. Daarom is het belangrijk om vooraf te vertellen wat en waarom iets gebeurt, zodat je kind het gemakkelijker kan plaatsen en verwerken.

Besteed aandacht aan:

  • De dag van de operatie moet je kind nuchter zijn, d.w.z. niets eten en drinken vanaf middernacht. Baby’s mogen 6 uur voor de opname nog hun flesje drinken. Als de operatie in de namiddag plaatsvindt, laat de arts je weten tot wanneer je kind nog iets mag eten of drinken.
  • Is je kind de dag voor de operatie ziek of verkouden zijn (bv. koorts of hoesten of neusloop), neem dan contact op met de arts en laat je kind onderzoeken bij de kinderarts of de huisarts.
  • Meebrengen:
    • Fopspeen en/of knuffel
    • KidsID en/of ISI-kaart (blauw kaartje van het ziekenfonds) van je kind
    • Eventuele resultaten van onderzoeken
    • Flesvoeding bij baby’s
  • Het is handig als je vooraf al de pijnstilling haalt in de apotheek. Dat is paracetamol en/of ibuprofen: volg het voorschrift van de arts.
  • Het ziekenhuis is vrij toegankelijk, laat daarom waardevolle bezittingen en grote geldbedragen thuis of laat ze niet onbeheerd achter.

Naar de operatiekamer

De dokter verwittigt wanneer we je kind naar de operatiekamer mogen brengen. Eén ouder mag het kind begeleiden in de operatiekamer tot het slaapt. Zwangere mama’s worden niet toegelaten in de operatiekamer, noch in de ontwaakzaal. Je wordt opgewacht door een operatie- verpleegkundige of vrijwilligster die je een blauwe overjas en muts geeft, zodat je je kind kan begeleiden tot in de operatiezaal. Als we je kind op de operatietafel leggen, kan je ernaast staan om het zo nodig te troosten. Omdat het kouder is in de operatiezaal, krijgt je kind een dekentje. Via drie klevertjes op de borstkas controleren we tijdens de operatie het hartritme. Kleine kinderen (< 6 jaar) worden altijd in slaap gedaan met een maskertje. We vragen het kindje om te blazen in het maskertje of om de ballon op te blazen. Het is mogelijk dat je kind wat onrustig wordt of begint te wenen voor het in slaap valt. Bij oudere kinderen (vanaf 6 jaar) beslist de slaapdokter of het kind in slaap gaat via een masker of een prikje (afhankelijk van leeftijd, gewicht, soort operatie). Je kind krijgt uit voorzorg vooraf een toverpleister, zodat het prikje niet zoveel pijn doet. Als je kind slaapt, begeleidt een verpleegkundige je naar de wachtzaal.

Tijdens de operatie

Je kunt als ouder de operatie niet bijwonen. We verwittigen je van zodra de operatie voorbij is, zodat je bij je kindje kan blijven in de ontwaakkamer. Daar wordt het nauwlettend in de gaten gehouden. Het is niet ongewoon dat je kind aanvankelijk erg onrustig en ontroostbaar is. Dat komt doordat het kind nog niet wakker is en de verdoving nog aan het uitwerken is. Als je kind pijn heeft, kunnen we in de ontwaakkamer na overleg met de anesthesist of slaapdokter nog extra pijnstilling geven. De anesthesist beslist wanneer je kind voldoende wakker is om terug naar de kamer te gaan.

Terug op de afdeling

Je kind kan nog slaperig zijn bij aankomst op de kinderafdeling. Een dutje doet wonderen... Mocht je kind pijn hebben, kan in overleg met de verpleegkundige nog pijnstilling gegeven worden op voorschrift van de anesthesist. De slaapdokter bepaalt wanneer je kind iets mag drinken en eten. De verpleegkundige brengt iets te eten van zodra dat mag. Geef pas voeding van thuis als je dat met de verpleegkundige hebt besproken. Als je kind een infuus heeft, verwijderen we dat pas als je kind voldoende gedronken en gegeten heeft, als het geplast heeft (wat noodzakelijk is voordat uw kind het ziekenhuis mag verlaten) en geen pijnstilling meer krijgt via het infuus. Als je kind voldoende hersteld is van de ingreep, mag het nog wat spelen in de speelkamer. Na toestemming en advies van de arts mag je kind naar huis. Verzekeringspapieren, briefje sociaal verlof, attesten voor school en sport e.d. moeten door de arts worden ingevuld.

Terug thuis

Na de operatie heeft je kind een kleine insnede in de lies en op de balzak. Meestal brengen we een waterdicht kleefverbandje aan of een wondlijm. De eerste 48 uur mag dit verband blijven zitten en na 72 uur mag je kind in de douche. Baden is de eerste week niet aangewezen om de wonde niet te weken. Om zwelling te voorkomen raden wij aan om gedurende een paar dagen een strakke onderbroek te dragen. Sporten (ook zwemmen) is afgeraden gedurende de eerste 2 weken. Bij thuiskomst mag je kind een lichte avondmaaltijd nemen. Vanaf de dag nadien mag het terug normaal eten.

Als je kind na de operatie koorts krijgt, raadpleeg dan eerst de huisarts. Als de wonde in de lies niet uitgesproken rood is, dan is de kans dat dit de reden voor koorts is immers erg klein. (Een luchtweginfectie is bijvoorbeeld ook mogelijk)

Ongewenste bijwerkingen

Het hele team van verpleegkundigen, anesthesisten en de chirurg stellen alles in het werk om de operatie vlot te doen verlopen. Ondanks deze voorzorgen is het mogelijk dat er een complicatie optreedt. De kans op complicaties is bij deze ingreep echter klein. We geven een paar voorbeelden van complicaties die mogelijk zijn. We vermelden ze voor de volledigheid; laat je hierdoor dus niet afschrikken.

Bij het vrijmaken van de bloedvaten en spiertjes van de zaadstreng kan er zich theoretisch een bloeding voordoen. In dat geval is het mogelijk dat de bloedvoorziening van de teelbal aan die kant aangetast wordt en dat de teelbal achterblijft bij de groei van je kind. Theoretisch is er ook een kans op beschadiging van de zaadleider. In dat geval is het mogelijk dat zaadcellen niet meer passeren bij de zaadlozing op latere leeftijd. Een wondinfectie kan zich altijd voordoen. We werken steriel om deze kans zo klein mogelijk te maken. Een infectie kunnen we oplossen met antibiotica of lokale ontsmetting. Een nabloeding na de operatie is bijzonder zeldzaam. Dit zal zich tonen door een opgezwollen balzak met blauwverkleuring. In dat geval contacteer je best opnieuw je uroloog.

Nevenwerkingen van de operatie

Het litteken ter hoogte van de lies bevindt zich in de huidlijn en geneest meestal ook erg mooi. Bij kinderen zien we zelden uitgesproken of lelijke littekens (keloïd).

Beperkte zwelling van de balzak is volledig normaal na deze ingreep gedurende de eerste weken. Dat is een gevolg van de operatie en gaat vanzelf over.

Soms kunnen we de teelbal toch niet tot in de balzak brengen. Dat kan liggen aan een te korte zaadstreng of te korte bloedvaten. In dat geval kan het nodig zijn om een ingreep in twee tijden uit te voeren. Eén mogelijkheid is dat de uroloog de teelbal fixeert op een zo laag mogelijke plaats en minstens 6 maanden afwacht om de operatie opnieuw te proberen. Wanneer de teelbal erg hoog zit (meestal nog boven de lies) moet de uroloog soms beslissen om de bloedvaten naar de teelbal door te snijden. In dat geval moet de teelbal overleven op de bloedvaatjes die door de zaadstreng gaan. De hoop bestaat dat deze bloedvaatjes in de zaadstreng zich na 6 maanden forser ontwikkelen en dat we de teelbal tot in het scrotum kunnen brengen. Er bestaat ook altijd een kans dat de teelbal te klein wordt door de beperkte bloedvoorziening en weggenomen moet worden.

Soms treffen we een zeer kleine teelbal aan. In dat geval gaat het om een teelbalrest die weinig of niet meer functioneel is. We nemen deze rest weg om de kans op kwaadaardige ontwikkeling te vermijden en omdat zo'n teelbal soms stoffen kan ontwikkelen die ook de andere teelbal schade kan berokkenen.

Soms treffen we helemaal geen teelbal aan in de liesstreek. Het is mogelijk dat de teelbal zich nog in de buik bevindt en dan kan een kijkoperatie in de buik nodig zijn:

  • Als dat op voorhand afgesproken werd, kijkt de uroloog via een kijkgaatje langs de navel in de buik van je kind. Als we een teelbal vinden, hangt het af van de ontwikkeling van de teelbal wat de uroloog verder doet. Bij afwezigheid van de teelbal of een erg weinig ontwikkelde teelbal, nemen we de teelbal weg. Een goed ontwikkelde teelbal maken we vrij en proberen we in twee operaties tot in het scrotum te brengen.
  • Als deze bevinding onverwacht is, maken we je kind wakker en plannen we de kijkoperatie op een ander tijdstip zodat we je eerst goed kunnen informeren.

Opvolging

Na 6 weken zien wij jouw kind graag terug op de postoperatieve controle. Aarzel niet om ons vroeger te contacteren bij problemen of vragen.

De inhoud van deze pagina werd samengesteld door de betrokken dienst(en). Laatste update: 31-mei-2021.

Urologie, andrologie, steenkliniek

Naar boven

AZ Sint-Lucas & Volkskliniek

Groenebriel 1
9000 Gent

GPS adres

Terhagen

09 224 61 11
info@azstlucas.be
Qualicor Europe Logo RGB

AZ Sint-Lucas behaalde het Qmentum-kwaliteitslabel van Qualicor Europe

made by