Diabetes mellitus is een chronische aandoening waarbij het suikergehalte in het bloed verhoogt omdat het lichaam geen of onvoldoende insuline produceert of omdat de beschikbare insuline niet goed werkt (insulineresistentie). Insuline is een hormoon dat aangemaakt wordt in de bètacellen van de pancreas of alvleesklier.
Uit onze voeding halen we suikers die onze lichaamscellen gebruiken als energiebron. De voedingssuikers worden in het spijsverteringskanaal omgezet naar glucose die dan in het bloed terechtkomt. Het bloed brengt de glucose naar de lichaamscellen. Om glucose in de cellen te brengen is er insuline nodig die de celwand opent (zoals een sleutel een deur opent) en moet de cel ontvankelijk zijn voor insuline.
Bij een insulinetekort of insulineresistentie kunnen de lichaamscellen de suiker onvoldoende opnemen om daar als energiebron te dienen. De suiker blijft daardoor in het bloed terwijl er via de voeding steeds meer suiker bijkomt. Zo ontstaat een verhoging van het bloedsuikergehalte of hyperglycemie.
Glycemie is het suikergehalte in het bloed en wordt in België uitgedrukt in mg/dl. Bij de behandeling van diabetes streven we naar optimale glycemiewaarden, die liggen tussen 70 en 140 mg/dl. De streefwaarden zijn afhankelijk van het type diabetes en van het tijdstip van de metingen (ze zijn bijvoorbeeld anders bij zwangerschapsdiabetes). Je bloedsuikergehalte wordt bepaald door:
Bloedsuiker bindt zich aan de kleurstof van de rode bloedcellen (hemoglobine). Hoe hoger de glycemiewaarden, hoe meer suiker aan het bloedpigment kleeft. Dat noemen we gesuikerd bloedpigment, hemoglobine A1c of HbA1c. Door de hoeveelheid gesuikerd bloedpigment te bepalen weten we hoe hoog de gemiddelde bloedsuikers de voorbije drie maanden waren. HbA1c is dus een belangrijke parameter voor de diabetesregeling. We streven meestal naar een HbA1c van 7% (individueel te bepalen). Het is bewezen dat er bij een goede diabetesregeling veel minder vaak verwikkelingen voorkomen.
Als je diabetes hebt, maakt je pancreas geen of onvoldoende insuline aan en daardoor stapelen suikers zich op in het bloed.
Insuline kun je halen bij de apotheek op artsenvoorschrift en wordt volledig terugbetaald als je bij een diabetesconventie of zorgtraject bent aangesloten. Let erop dat op het geneesmiddelenvoorschrift de afkorting DB (diabetesconventie) of ZT (zorgtraject) genoteerd staat. Zo niet kan de apotheker de insuline niet gratis afleveren.
Je krijgt de insuline in penvullingen (penfills, cartridges) of in voorgevulde pennen. Bewaar je pen op kamertemperatuur. Insuline in een aangeprikte pen blijft ongeveer zes weken goed. Reserve-insuline bewaar je best in de koelkast en is beperkt houdbaar. Er staat een vervaldatum op de verpakking. Na die datum vermindert de werking. Let op: insuline mag niet bevriezen.
Pennaaldjes zijn zonder voorschrift te koop bij de apotheek of bij de Diabetes Liga. Sommige hospitalisatieverzekeringen betalen ze terug. Informeer bij je verzekeraar.
Insuline spuit je onder de huid. Dat kan op verschillende plaatsen van het lichaam. De twee voorkeurplaatsen zijn buik en bovenbeen. In de buik wordt de insuline het snelst opgenomen. Daarom spuit je snelwerkende insuline best in de buik en trage insuline in het bovenbeen. Het is belangrijk om af te wisselen om een goede opname van insuline te verzekeren en om je huid gezond te houden. Als je te dikwijls op dezelfde plaats inspuit bestaat er risico op lipodystrofie. Dat is een opstapeling van insuline (merkbaar door bulten, zwellingen, putjes) waardoor ze niet goed werkt en er hyperglycemie ontstaat. Je hoeft de huid niet te ontsmetten voor het inspuiten.
Pennaaldjes mag je maar een keer gebruiken en moet je dus na elke inspuiting verwijderen. Je kunt kiezen voor verschillende naaldlengtes: 4 mm, 5 mm of 6 mm (afhankelijk van de dikte van je onderhuids vetweefsel). Verzamel de gebruikte naalden in een naaldcontainertje. Dat kun je kopen bij de apotheek of bij de Diabetes Liga. Een volle naaldcontainer geef je goed afgesloten af in het containerpark.
Een insulinepomp lijkt het meest op de natuurlijke afgifte van insuline door de alvleesklier. Met de pomp kun je insulinetoediening programmeren. Ze is gevuld met snelwerkende insuline en verbonden met de huid via een infusieset. We raden een insulinepomp soms aan bij zwangerschapswens, zwangerschap en onvoldoende diabetescontrole ondanks maximale inspanningen. Het apparaat is dag en nacht aan je lichaam gekoppeld. Een zeer nauwkeurige opvolging en kennis van de werking van het toestel, je lichaam, je voeding en je bloedglucosewaarden zijn vereist.
Deze insuline (Insulatard®, Insuman® Basal en Humuline® NPH) is troebel. Het is oorspronkelijk snelwerkende insuline waaraan een eiwit werd toegevoegd om de werking te vertragen. Ze begint langzaam te werken, heeft een lichte piek vier tot zes uren na inspuiting en is twaalf tot achttien uur later uitgewerkt.
Deze insuline is helder. Lantus® en Abasaglar® blijven 24 uur actief zonder noemenswaardige piekwerking. Levemir® blijft 16 tot 24 uur actief. Toujeo® is een langwerkende insuline met een meer geconcentreerde samenstelling die nog langer actief blijft.
Deze insuline (Humuline® 30/70, Humalog® Mix 25 of 50 en Novomix® 30, 50 of 70) is een kant-en-klaar mengsel van snelwerkende en intermediairwerkende insuline in een bepaalde verhouding. Het getal na de naam geeft het percentage aanwezige snelwerkende insuline in het mengsel aan.
Om een beter inzicht te krijgen in je diabetes en om je bloedsuikerspiegel onder controle te krijgen, kun je zelf je bloedglucose meten. We noemen dat zelfcontrole. De streefwaarden zijn afhankelijk van verschillende factoren en dus heel individueel.
Je kunt je meetresultaten, je hypo’s, je dosis insuline en insulineaanpassingen invullen in een dagboekje dat je gekregen hebt van je diabetesteam. Breng het boekje en je bloedsuikermeter altijd mee als je op consultatie komt bij iemand van het diabetesteam. Bloedsuikermeters hebben een geheugen waardoor je dokter of diabetesverpleegkundige de resultaten kunnen verwerken met een computerprogramma. Dat geeft een mooi overzicht van je bloedsuikerverloop. Het is verplicht jaarlijks je meetttoestel te laten uitlezen door de diabetesverpleegkundige. Vergelijk de resultaten gemeten met je toestel alleen met het meetresultaat van een klinisch laboratorium en nooit met een ander toestel.
Zelfcontrole kan ook met een sensor op de huid, maar dat kan niet bij iedereen. Bespreek het met je arts.
Hyperglycemie betekent dat je te veel suiker hebt in je bloed (meer dan 180 mg/dl).
Als je een tekort aan insuline hebt of de insuline werkt niet goed, dan blijft suiker in het bloed circuleren en wordt het niet opgenomen. Het bloedsuikergehalte stijgt. Bij een suikergehalte boven 180 mg/dl wordt overtollige suiker via de nieren uitgescheiden.
Als je herhaaldelijk een glycemie meet boven 180 mg/dl of bij koorts of ziekte:
Hypoglycemie betekent dat je te weinig suiker hebt in je bloed: minder dan 70 mg/dl. De meeste hypo’s zijn eenvoudig te behandelen.
De symptomen van een hypo verschillen van persoon tot persoon. Wees alert voor deze signalen:
De symptomen komen niet allemaal gelijktijdig voor.
*Snelle of snelwerkende suikers zijn suikers die heel snel in het bloed worden opgenomen en vrij kort werken. Trage of traagwerkende suikers zijn suikers die traag in het bloed worden opgenomen en een langere werking hebben.
Voeding neemt een erg belangrijke plaats in bij de behandeling van diabetes.
Een diabetesvoeding is een gezonde gevarieerde voeding met speciale aandacht voor de hoeveelheid voedsel (energie), koolhydraten en vetten. De actieve voedingsdriehoek is een handig middel om je voeding samen te stellen. Je diëtiste kan je helpen je voeding aan te passen.
Naast de diabetesconventie bestaat er ook het diabeteszorgtraject. Dat is een overeenkomst tussen drie partijen: de patiënt, de huisarts en de endocrinoloog.
Je huisarts schrijft het materiaal voor (enkel bij een behandeling met insuline of incretinemimeticum) en je kunt het afhalen bij de apotheek. Een diabeteseducator zorgt voor de nodige begeleiding aan huis en je behandeling wordt vooral opgevolgd door de huisarts. Een consultatie bij de endocrinoloog is jaarlijks verplicht. Er is ook een maximale terugbetaling van bezoeken aan de huisarts en de endocrinoloog.
Bespreek met je huisarts of specialist of je in aanmerking komt voor het zorgtraject.
Als je met het vliegtuig reist, moet je bijkomende maatregelen treffen:
Als je naar het buitenland gaat en gebruik maakt van de vaste pennen met penvullingen, kun je van ons een reservepen krijgen. Die mag je nadien teruggeven als je ze niet gebruikt hebt.
Je hebt misschien recht op verhoogde kinderbijslag. Vraag het na bij het kinderbijslagfonds.
Om een rijbewijs te halen moet je op je erewoord verklaren vrij te zijn van aandoeningen die een invloed kunnen hebben op de 'algemene lichamelijke en geestelijke rijgeschiktheid'. Als je diabetes hebt mag je die verklaring niet ondertekenen, maar moet je een attest van een arts vragen. De arts onderzoekt of je geschikt bent om een motorvoertuig te besturen. Dat attest is ook nodig voor wie al een rijbewijs heeft en pas nadien diabetes krijgt. In de huidige wetgeving wordt elke persoon met diabetes individueel beoordeeld. Er is ook de nodige aandacht voor (ernstige) hypoglycemieën.
Rijbewijs A3, A, B, B+E en G (groep 1)
Als je goed geregelde diabetes hebt, kun je een rijbewijs in de categorie A3, A, B, B+E en G meestal zonder problemen halen. Het is wel afhankelijk van eventuele complicaties en dat moeten we dus individueel beoordelen.
Als je enkel je levensstijl moest aanpassen of bloedsuikerverlagende medicatie neemt, kun je het rijgeschiktheidsattest van de huisarts krijgen. Als je drie insuline-injecties of een insulinepomp gebruikt of als je een verhoogd risico hebt op hypoglycemieën moet je het rijgeschiktheidsattest van een endocrinoloog krijgen. Een attest is vijf jaar geldig. Hou die datum zelf in de gaten.
Je hebt het attest ook nodig als je voor het eerst een rijbewijs aanvraagt. Pas daarna kun je deelnemen aan de theoretische en praktische opleiding en aan het examen.
Rijbewijs C, D en ander professioneel vervoer (groep 2)
Onder bepaalde voorwaarden kunnen personen met diabetes ook een rijbewijs halen voor vrachtwagen, autocar of taxi. We houden rekening met bepaalde complicaties, de stabiliteit van de diabetes, de (zelf)kennis over de aandoening en het stipt opvolgen van de behandeling.
Een keurend arts moet het rijgeschiktheidsattest afleveren, na advies van een oogarts. Je hebt ook een ‘rijgeschiktheidsattest voor groep 2’ van een endocrinoloog nodig als je bloedsuikerverlagende medicatie neemt die een hypoglycemie kan veroorzaken. Als je enkel leefstijlaanpassingen doet of medicatie neemt die geen hypoglycemie kan veroorzaken, mag je het attest ook van een huisarts krijgen.
Het attest voor het professioneel rijbewijs is maximaal drie jaar geldig. Ga zes maanden voor het vervalt opnieuw op controle bij de oogarts.
Als je naar de consultatie komt en je wilt een rijgeschiktheidsattest. Vermeld dat dan als je de afspraak maakt.
De Diabetes Liga is een vereniging voor en door patiënten en professionelen.
Diabetesinfolijn: 0800 96 333
Diabetes Liga vzw
Ottergemsesteenweg 456
9000 Gent
T 09 220 05 20
Elke werkdag telefonisch bereikbaar van 8.30 tot 17 uur.
E liga@diabetes.be
W www.diabetes.be
Materiaal kun je enkel online bestellen via shop.diabetes.be.
Groenebriel 1
9000 Gent
GPS adres
Terhagen