De chirurg probeert de eierstok en het zichtbare kankerweefsel te verwijderen. Hij neemt ook de andere eierstok, de baarmoeder en de eileiders weg. Het vetschortje en de lymfeklieren in het kleine bekken verwijderen we langs de aorta en de vena cava in de buik. We inspecteren ook de omliggende organen en weefsels en nemen waar nodig nog kleine stukjes weefsel (biopten) weg. Een patholoog onderzoekt het verwijderde weefsel onder de microscoop en beoordeelt of er kankercellen in zitten en of de ziekte zich op meer plaatsen heeft uitgebreid.
Wanneer bij diagnostische laparascopie blijkt dat volledige verwijdering van de tumor niet mogelijk is, starten we met chemotherapie: een neo-adjuvante behandeling. Het doel is om de tumor te verkleinen, zodat de arts hem later beter kan weghalen. Zo’n operatie na chemotherapie heet een interval debulking. Na de interval debulking werk je het schema van de chemotherapie verder af.
Een laparoscopie is een kijkoperatie om de buikholte te onderzoeken. Die kan nodig zijn om in te schatten welke ingreep aangewezen is.
Bij een vermoeden van een laagstadium kunnen we de laparoscopie uitbreiden tot een grotere operatie met een lymfeklieruitruiming (laparatomie).
Soms moeten er voor de operatie een aantal voorbereidende onderzoeken gebeuren. Welke onderzoeken dat zijn, hangt af van je leeftijd en je gezondheidstoestand. De meest voorkomende onderzoeken zijn een bloedafname, een elektrocardiogram en een RX-foto van de longen. Soms is ook een CT-scan, een PET-scan en een echografie van de lymfeklieren in de liezen nodig.
Het plannen en opvolgen van die onderzoeken gebeurt via de preopnamebalie. Daar brengen we meteen ook een aantal administratieve zaken in orde, zoals het toestemmingsformulier voor de ingreep en de verdoving en de preoperatieve vragenlijst. Als je dat wilt, kun je de preoperatieve onderzoeken ook laten uitvoeren door je huisarts.
Na de consultatie bij je arts, maak je kennis met de begeleidingsverpleegkundige die je doorheen je traject zal ondersteunen, informeren en doorverwijzen volgens je noden (de psycholoog, de diëtiste, de sociale dienst …).
Bij een ingreep willen we natuurlijk infectierisico’s voorkomen. Een vlot herstel is essentieel. Daar kun je zelf ook voor zorgen door een goede lichaamshygiëne:
Als je bloedverdunners neemt, moet je die vijf à tien dagen voor de operatie stoppen. Bespreek dat met je behandelende arts.
Meld je op de dag van de opname aan in straat 60 voor de inschrijving. Daarna ga je naar de afdeling. De verpleegkundige begeleidt je naar je kamer en stelt je een aantal vragen over eventuele vorige ziekenhuisopnames, allergieën, medicatie … Als je nog vragen hebt over de operatie en de gevolgen ervan, kun je die bespreken met de begeleidingsverpleegkundige of arts.
Tijdens je verblijf in het ziekenhuis kun je kennismaken met een sociaal werker die je helpt met het oplossen van praktische problemen tijdens en na de behandeling. We bieden je ook een gesprek met de psycholoog aan.
Je verblijft ongeveer vijf dagen in het ziekenhuis. De precieze duur is afhankelijk van je toestand en hoe snel je herstelt.
De verpleegkundige vraagt je om een operatiehemd en steunkousen aan te trekken. Juwelen en eventuele tandprothese(s), bril of lenzen moet je verwijderen en veilig opbergen. De verpleegkundige zegt je ook welke thuismedicatie je nog mag nemen en je krijgt eventueel rustgevende medicatie die door de anesthesist is voorgeschreven.
We brengen je naar de voorbereidingsruimte op de operatieafdeling. Daar doet de verpleegkundige nog een administratieve controle. De anesthesist en de gynaecoloog beantwoorden je eventuele vragen.
De anesthesist plaatst in de operatiezaal het infuus langs waar we de medicatie toedienen om je in slaap te brengen (narcose). De verpleegkundige van de operatiezaal doet nog een aantal voorbereidingen zoals elektroden en een bloeddrukmeter aanleggen om je goed te kunnen opvolgen tijdens de ingreep. We overlopen ook de checklist met jou.
Als je wakker wordt, brengen we je naar de ontwaakzaal. Daar kun je bezoek krijgen van naaste familie (beperkt tot twee personen). Als je voldoende wakker bent en de pijn is onder controle, brengen we je terug naar de afdeling.
Als je pijn hebt of misselijk bent, krijg je medicatie via het infuus. Vaak plaatsen we daarvoor een pijnpomp. Als dat niet voldoende is, meld het dan aan de verpleegkundige. Je hebt ook een sonde in de blaas om de urine te laten aflopen. Die blijft minstens 24 uur na de operatie zitten. Eventueel heb je ook een drain in de buikholte om het wondvocht te laten afvloeien.
De arts beslist wanneer je voorzichtig mag starten met drinken en eten.
Na een ingreep kan bloedophoping optreden, soms krijg je daarvoor een drain.
Een stolsel of klontertje dat zich vormt in de bloedvaten aan de binnenzijde van de vaatwand. Dat kunnen we voorkomen door bloedverdunnende inspuitingen en door steunkousen tijdens het ziekenhuisverblijf. De kousen voorkomen ook flebitis, ook wel ontsteking van de aders genoemd. Trombose en flebitis ontstaan vaak door onvoldoende beweging en bedlegerigheid.
Bij een infectie zijn ziekteverwekkende micro-organismen aanwezig in het lichaam die zich kunnen vermenigvuldigen waardoor ontsteking of ziekte ontstaat. Een infectie kan optreden na een operatie of kan andere oorzaken hebben. Dat vertaalt zich meestal in koorts.
Een zevental dagen na de operatie krijgt je behandelende arts het resultaat van het microscopisch onderzoek van het verwijderde weefsel. Dat microscopisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of je met de operatie voldoende bent behandeld. Soms is een nabehandeling nodig.
Tijdens de controleafspraak bespreekt je arts met jou het resultaat en de gevolgen ervan.
De controleafspraken vinden plaats bij je behandelende arts. Ben je doorverwezen door een andere arts, dan ga je daar op controle. Je kunt er ook de eventuele nabehandeling bespreken.
De begeleidingsverpleegkundige of psycholoog kunnen je helpen om een nieuw evenwicht te vinden in je leven en te werken aan je herstel. Ze kunnen je meer info geven over bewegingsprogramma’s (bv. Rekanto, oncokine), mindfulness en andere revalidatieprogramma’s. Heb je nog vragen of bezorgdheden? Dan kun je terecht bij de huisarts, de behandelende arts, de begeleidingsverpleegkundige, de verpleegkundigen, de sociaal werker, de psycholoog, de kinesitherapeut (fysiotherapeut) en de diëtist.
Kanker en de intensieve behandeling zijn emotioneel ingrijpend. Hoe je omgeving je opvangt is van groot belang. Bij moeilijkheden rond verwerking, relatie en seksualiteit kun je een beroep doen op de psychologe.
Geslachtsgemeenschap is mogelijk vanaf ongeveer zes weken na de operatie, dan heb je doorgaans geen bloedverlies meer en is de wonde genezen. Seks heeft na zes weken geen enkele nadelige invloed op het genezingsproces. Er is ook geen gevaar dat je partner besmet raakt met kwaadaardige cellen.
De behandeling van kanker kan gevolgen hebben voor de seksuele beleving. De behoefte aan seks kan tijdelijk minder zijn doordat je (erg) moe bent of andere lichamelijke klachten hebt. Dat is een normale reactie op de situatie. Veel vrouwen hebben na de behandeling vooral behoefte aan intimiteit en verbondenheid. Na enige tijd raak je normaal weer gewend aan de nieuwe situatie en voelt ze weer vertrouwd aan. Een gesprek hierover met de begeleidingsverpleegkundige of psycholoog is altijd mogelijk.
Zwanger worden is niet meer mogelijk. Maandstonden krijg je ook niet meer. Doordat we je eierstokken verwijderden, kom je in de menopauze (als dat nog niet het geval was). Dat brengt enkele bijwerkingen met zich mee zoals:
Specifieke gevolgen na de ingreep:
De inname van hormonen bespreek je met je behandelend arts.
Groenebriel 1
9000 Gent
GPS adres
Terhagen