Elektrofysiologisch onderzoek

Normaal kan medicatie een hartritmestoornis verhelpen, maar wanneer deze niet effectief genoeg is of wanneer er vervelende bijwerkingen optreden, kan in overleg met je hartspecialist of elektrofysioloog (hartspecialist gespecialiseerd in hartritmestoornissen) besloten worden om over te gaan naar een elektrofysiologisch onderzoek. Met behulp van dit onderzoek krijgen we heel wat informatie over de stroomgeleiding van je hart, het soort hartritmestoornis en de plaats in het hart waar de stoornis plaatsvindt. Soms is het nodig om daarna een ablatie uit te voeren (zie verder).

Hart

Werking van het hart

Het hart is de motor van ons lichaam en werkt als een dubbele pomp. Gemiddeld slaat het in rust 60 tot 80 keer per minuut. Zo pompt het ongeveer 5 liter bloed door het lichaam. Het hart kan onderverdeeld worden in een linker- en een rechterharthelft.

Het rechtergedeelte verzamelt het zuurstofarme bloed dat via de aders uit alle delen van het lichaam naar het hart komt en zo naar de longen gepompt wordt. Het linkerdeel verzamelt het zuurstofrijke bloed vanuit de longen en pompt het naar de rest van het lichaam (hersenen, nieren, lever …).

Linker- en rechterhart bestaan beiden uit een voorkamer (atrium – boezem) en een kamer (ventrikel). Bij een hartslag trekken
eerst de voorkamers samen om het bloed naar de kamers te verplaatsen en vervolgens trekken de kamers samen om het bloed naar de longen en de rest van het lichaam te sturen. Deze mechanische activiteit wordt gestuurd door de elektrische activiteit van het hart.

De elektrische prikkel voor een normale hartslag ontstaat in de sinusknoop: een klein elektrisch ‘orgaantje’ in de rechter
voorkamer. Terwijl de voorkamers door deze prikkel samentrekken, komt de elektrische prikkel bij de atrio-ventriculaire knoop (AV-knoop): een kleine verbindingsweg tussen de voorkamers en de kamers in het midden van het hart waar de prikkel vertraagd doorheen loopt. Na doorgang door de AV-knoop gaat de prikkel heel snel door de bundel van His en de fijn vertakte Purkinjevezels naar alle uithoeken van de kamers.

Ritmestoornissen

Bij een hartritmestoornis zijn er problemen met het tempo of de volgorde waarin het hart pompt. Het kan te snel, te langzaam of onregelmatig samentrekken.

Klachten

Soms zijn er geen klachten maar meestal nemen de prestaties van het hart af tijdens de periode van de ritmestoornissen. De klachten verschillen per individu:

  • Hartkloppingen en onregelmatige hartslag
  • Drukkend gevoel op de borst
  • Vermoeidheid, lusteloosheid
  • Duizeligheid
  • Bewustzijnsverlies
  • Kortademigheid, vochtopstapeling

Opsporen van ritmestoornissen

Elektrocardiogram (ECG)

Een ECG bestudeert de elektrische activiteit van het hart gedurende een aantal seconden. Hiervoor lig je in bed of op de onderzoekstafel en kleven we tien elektroden op je lichaam.

Uitwendige hartmonitoring

We registreren de elektrische activiteit van het hart gedurende 24 uur met een compact draagbaar toestel.

Inwendige hartmonitoring

We plaatsen een klein registratieapparaat onderhuids in de hartstreek om langdurig (tot twee jaar) je hartritme te kunnen volgen.

Elektrofysiologisch onderzoek

Katheter

Elektrofysiologisch onderzoek

Voor de start van een elektrofysiologisch onderzoek krijg je (indien nodig) een kalmerend middel zodat de procedure zo rustig mogelijk kan verlopen. Het onderzoek verloopt meestal onder lokale verdoving waarbij er een aantal dunne katheters, via een ader en soms ook via een slagader, langs de rechterlies naar het hart worden opgeschoven. De katheters worden op specifieke plaatsen in het hart gebracht.

Via meetelektroden op de katheters kan de huidige elektrische activiteit nauwkeurig gemeten worden. Via de katheters kunnen ook de elektrische prikkels aan het hartweefsel toegediend worden. Zo kunnen we de elektrische werking van je hart nog beter in kaart brengen. We kunnen ook proberen een ritmestoornis uit te lokken om de prikkelbaarheid van je hart te beoordelen of om de exacte aard van een ritmestoornis te achterhalen.

Tijdens de procedure kunnen we medicatie toedienen die de gevoeligheid voor ritmestoornissen verhoogt. Zo verhogen we de kans dat er tijdens de procedure ritmestoornissen opgewekt worden.

Enkele voordelen van een onderzoek onder lokale verdoving:

  • We vermijden de risico’s en nevenwerkingen van een algemene verdoving.
  • We kunnen ritmestoornissen gemakkelijker uitlokken wanneer je lichaam in ‘wakkere toestand’ is.
  • Tijdens het onderzoek kunnen we je vragen of je de symptomen herkent.
  • We kunnen de bevindingen en mogelijke behandelingen al meteen bespreken.

In specifieke gevallen kiezen we voor een onderzoek onder volledige verdoving.

Ablatie

Radiofrequente katheterablatie is een behandeling die aansluitend op een elektrofysiologisch onderzoek kan plaatsvinden of op een later tijdstip wordt gepland. De start en nabehandeling van een ablatiebehandeling komt overeen met het elektrofysiologisch onderzoek. Het puntje van een katheter verwarmen we tot ongeveer 50°C. Daarmee kunnen we nauwkeurig stukjes weefsel in het hart wegbranden. Er ontstaat door het branden altijd een littekentje van enkele millimeters doorsnede en diepte. Omdat de aangebrachte littekentjes zo klein zijn en de katheter precies op de goede plaats moet liggen, herhaalt de arts de behandeling een aantal keer zodat de oorzaak van de ritmestoornis helemaal wordt weggebrand.

De ablatiebehandeling is precisiewerk, daarom duurt de behandeling enkele uren. Het opwarmen van de katheter duurt ongeveer een halve tot anderhalve minuut. Je voelt tijdens het wegbranden een warm of branderig gevoel. Dit kan pijnlijk zijn.

Kans op succes

Bij de meeste ritmestoornissen is de kans op succes van een ablatiebehandeling meer dan 90%. Soms keert de ritmestoornis terug. Afhankelijk van het soort ritmestoornis en de ernst van de klachten kan de behandeling herhaald worden. Vaak kun je de geneesmiddelen die je kreeg ter behandeling van de ritmestoornis na de procedure stoppen. Je arts bespreekt dit met je.

Risico’s en complicaties

Bij een ablatiebehandeling bestaat er een heel klein risico op complicaties:

  • Bloeduitstorting of zwelling ter hoogte van de punctieplaats.
  • Overgevoeligheid aan medicatie, materialen of jodium.
  • Opstapeling van vocht in het hartzakje. Als het om veel vocht gaat, draineren we het vocht via een punctie. Zelden is een ingreep noodzakelijk.
  • Bewustzijnsverlies door een zeer snelle ritmestoornis (gevolg van de ritmestoornis). De arts kan dit stoppen met behulp van specifieke prikkels of een elektrische shock (cardioversie).
  • Bij een behandeling van ritmestoornissen ter hoogte van de AV-knoop, bestaat er een heel kleine kans dat het normale geleidingssysteem wordt beschadigd. Mogelijk moeten we dan een pacemaker plaatsen.

Hoe verloopt de behandeling?

Voorbereiding

Medicatie

Het kan zijn dat je arts met jou afspreekt het gebruik van de medicatie tegen ritmestoornissen enkele dagen voor het onderzoek te stoppen. Dit om ritmestoornissen tijdens het onderzoek gemakkelijker te kunnen opwekken.

  • Bloedverdunners kunnen door je arts een aantal dagen voor het onderzoek gestopt worden.
  • Aspirine, Plavix, Brilique moet je doorgaans niet stoppen.
  • Overige medicatie kun je gerust blijven innemen (na advies van je arts).

Persoonlijke informatie

De verpleegkundige stelt je enkele specifieke vragen:

  • Naam, voornaam en geboortedatum
  • Medicatie die je inneemt
  • Bloedgroep
  • Eventuele allergieën
  • Lengte en gewicht
  • Eventueel dieet

Onderzoeken

Afhankelijk van je situatie, worden mogelijk nog enkele onderzoeken uitgevoerd:

  • Radiografie van het hart en de longen
  • Elektrocardiogram
  • Bloedonderzoek

Nuchter

Op de dag van het onderzoek moet je nuchter zijn (vanaf middernacht mag je niets meer eten of drinken). Je mag wel
je medicatie innemen met wat water. Diabetespatiënten spreken met de verpleegkundige af voor de toediening van insuline
en/of inname van diabetesmedicatie.

Zwanger?

Als je mogelijk zwanger bent, kan de procedure niet doorgaan. Meld dit zo snel mogelijk aan je behandelend arts of de afdelingsverpleegkundige. De röntgenstraling die gebruikt wordt tijdens het onderzoek kan schadelijk zijn voor je ongeboren kind.

Verloop van een elektrofysiologisch onderzoek

Tijdens het onderzoek lig je op een onderzoekstafel waar je omringd blijft door een arts en enkele verpleegkundigen. De duur van de procedure is sterk wisselend en varieert van een uur tot meerdere uren.

We kleven elektroden op je lichaam voor een continue opname van het elektrocardiogram. We ontsmetten de lies en dekken ze af met steriele doeken om te voorkomen dat kiemen de bloedbaan binnendringen. Daarna verdoven we de lies plaatselijk via een prik. Vervolgens steekt de arts enkele fijne buisjes in de aders van de lies: door die buisjes schuift hij twee tot vier katheters tot in het hart. Deze elektroden zijn aangesloten op een speciaal ECG-toestel. Zo wordt de elektrische activiteit op verschillende plaatsen in het hart geregistreerd.

Soms krijg je via het perifeer infuus bloedverdunners (Heparine®) toegediend. Dit voorkomt dat het bloed klonters afzet op de katheter. Een röntgentoestel beweegt boven en rond jou. Tijdens het onderzoek voel je geen pijn. Als er contraststof ingespoten wordt, kun je een warm gevoel krijgen. Dit warmtegevoel verdwijnt na een aantal seconden. Als ritmestoornissen opgewekt worden, kun je hartkloppingen, duizeligheid of je klachten herkennen. Laat dat weten aan de arts of verpleegkundigen.

Verloop van een ablatiebehandeling

Zodra het elektrofysiologisch onderzoek afgerond is, bespreekt de arts het resultaat met jou. Mogelijk kan een ablatie je
helpen.

Nazorg

Na de procedure verwijderen we alle buisjes en elektroden. De verpleegkundige drukt de aanprikplaats in de lies stevig dicht tot de punctieplaats afgesloten is. Als je lies in orde is, word je in je bed naar de verpleegafdeling teruggebracht.

Vanaf nu moet je stil en plat liggen in je bed. Een bloedvat werd aangeprikt en de punctieplaats mag niet meer beginnen bloeden. Het aangebracht drukverband moet enkele uren ter plaatse blijven. Om nabloeding te voorkomen moet je de instructies van de verpleegkundige of de arts strikt volgen.

In principe mag je na een tweetal uur iets rechter zitten in bed om te eten. Na ongeveer vier uur mag je onder begeleiding van de verpleegkundige eventjes opstaan om naar het toilet te gaan om daarna terug je bedrust te behouden. De eerste uren na het onderzoek worden volgende parameters regelmatig en nauwkeurig opgevolgd:

  • Pols en bloeddruk
  • Controle punctieplaats
  • Temperatuur, kleur en zwelling van het rechterbeen

Wat te doen bij complicaties?

Bij pijn, nabloeding of zwelling ter hoogte van de lies neemt je:

- tijdens de kantooruren contact op met je huisarts of de afdeling hart- en vaatziekten.
- buiten de kantooruren contact op met de spoedafdeling van ons ziekenhuis.

Ontslag

Meestal kun je de dag nadien naar huis. Je krijgt volgende documenten mee:

  • Een brief van de specialist voor je huisarts;
  • Een (eventueel aangepast) medicatieschema.
  • Indien nodig medicatievoorschriften.
  • Brief met afspraken en advies.
  • Zo nodig formulieren voor je werk of verzekering.
  • Een afspraak voor een volgende controle bij je behandelende arts.

Advies

Tot drie dagen na het onderzoek:

  • De aangebrachte kleefpleister ter hoogte van de insteekplaats laat je best ter plaatse. Als het verband vochtig is of de wonde nog niet droog is, moet je opnieuw een kleefpleister aanbrengen om het risico op infecties te minimaliseren. Na drie dagen mag je deze verwijderen.
  • Baden of zwemmen is niet toegestaan, kortdurend douchen mag wel.
  • Je mag geen zware voorwerpen optillen en je moet voorzichtig zijn met trappenlopen om een nabloeding te voorkomen.
  • Autorijden of fietsen is niet toegelaten. Dit verhoogt de druk op de lies en zo de kans op een nabloeding.
  • Bij het ontslag is het belangrijk om een begeleider en passend vervoer te voorzien.
  • Dagelijkse activiteiten mogen na drie dagen rustig aan worden hervat.

Op langere termijn:

  • Sporten of zware lichamelijke arbeid is tot een week na de ingreep niet toegestaan.
  • Voorgeschreven medicatie moet volgens voorschrift correct ingenomen worden.

Wat breng je mee?

Administratieve gegevens:

  • Identiteitskaart of ISI+kaart (voor niet-Belgen)
  • Naam van je huisarts
  • Kaart/papieren van de hospitalisatieverzekering
  • Contactgegevens van te verwittigen persoon/personen bij problemen of vragen (naam + telefoonnummer)
  • Als je niet aangesloten bent bij een Belgisch ziekenfonds: Europese ziekteverzekeringskaart (EZVK), Europees E112-formulier of CZ kaart (Nederland)/OHRA/DELTA Lloyd en/of garantieverklaring van je verzekering

Medische gegevens:

  • Bloedgroepkaart
  • Geneeskundige documenten zoals allergiekaart en bloedanalyse
  • Lijst van thuismedicatie die je dagelijks inneemt (naam + dosering)

Benodigdheden voor persoonlijk gebruik:

  • Toiletgerief
  • Pyjama
  • Handdoeken
  • Eventueel iets om te lezen
De inhoud van deze pagina werd samengesteld door de betrokken dienst(en). Laatste update: 30-mei-2022.

Hart- en vaatcentrum

Naar boven

AZ Sint-Lucas & Volkskliniek

Groenebriel 1
9000 Gent

GPS adres

Terhagen

09 224 61 11
info@azstlucas.be
Qualicor Europe Logo RGB

AZ Sint-Lucas behaalde het Qmentum-kwaliteitslabel van Qualicor Europe

made by