Op deze pagina

Heupslijtage of arthrose van de heup ontstaat doordat het kraakbeen aan de kom en de bol van je heup kapotgaat. Een heupprothese kan die pijn wegnemen en de beweeglijkheid verbeteren.

Op deze pagina vind je alle informatie over een heupprothese. Heb je daarna nog vragen? Je kan uiteraard al je vragen nog stellen aan de artsen tijdens de raadpleging of aan de praktijkmedewerkers voor je operatie plaatsvindt. Durf te vragen is de boodschap.

Slijtage van het heupgewricht

Heupslijtage of arthrose van de heup ontstaat doordat het kraakbeen aan de kom en de bol van je heup kapotgaat. Dat komt meestal voor bij oudere mensen, maar ook op jongere leeftijd kan je heup al slijtage vertonen.

Daardoor krijg je meer en meer pijn bij dagelijkse activiteiten en kan je minder goed bewegen. Schoenen aan en uit doen, draaien op de heup en veel andere zaken worden steeds moeilijker. Vaak begint het met manken bij langer stappen, maar uiteindelijk krijg je ook te veel pijn ’s nachts.

Hoe weet je of je heupslijtage hebt?

De diagnose van heupslijtage kunnen we vrij eenvoudig stellen met een goed onderzoek op de raadpleging. Als je bovenstaande klachten herkent, kom je best even langs. Met radiografie kunnen we de slijtage al mooi in beeld brengen. Soms zijn meer gespecialiseerde onderzoeken nodig, zoals een CT-scan met contrast of een NMR (magnetische resonantie scan).

Is een operatie altijd nodig?

Dat hangt sterk af van de klachten en de graad van slijtage die het onderzoek toont. Hoe jonger je bent, hoe langer we een operatie proberen te vermijden. We schrijven dan oefentherapie bij de kinesist voor, geven pijnstillers en onstekingsremmers en combineren dat vaak met een inspuiting in de heup. Zeker als de inspuiting de pijn goed verhelpt, kunnen we die herhalen en zo een operatie uitstellen.

Wanneer wordt beslist om een heup te plaatsen?

Eigenlijk beslis je als patiënt altijd zelf of een nieuwe heup nodig is. Het gebeurt zelden dat er een dringende medische reden is om een nieuwe heup te plaatsen. Enkel wanneer er door de slijtage al belangrijke schade is aan het bot van de heupkom, wordt de operatie technisch moeilijker als we langer wachten.

In de meeste gevallen zullen we op basis van klinisch onderzoek en technische onderzoeken bepalen of we een heup kunnen en mogen plaatsen. Daarna is de enige vraag of je te veel pijn hebt of voorlopig nog zonder operatie verder kan. We kunnen wel aangeven hoe groot de kans is dat het op korte termijn de slechte richting uit gaat. Daarvoor stellen we een aantal eenvoudige vragen:

  • Heb je elke dag pijn of last van de heup?
  • Moet je medicatie nemen op dagelijkse basis om de dag door te komen?
  • Hoeveel dingen moet je laten in het dagelijkse leven en kan je dat nog aanvaarden? Bv. wandelen, joggen, tennissen, lang zitten, autorijden ...
  • Heb je een hulpmiddel nodig bij het stappen zoals een kruk of een looprekje?
  • Heb je veel pijn ’s nachts?

Samen komen we tot de juiste beslissing. Het is bijna nooit zo dat je verplicht bent om je te laten opereren. Jij bent het die ons vertelt of de last in jouw leven te groot is of niet.

Heupprothese

Het doel van een heupprothese is pijn wegnemen en beweeglijkheid verbeteren, wat leidt tot een betere levenskwaliteit. We durven te zeggen dat de resultaten van een prothese bij jong en oud heel goed zijn. Voor de juiste redenen raden we deze operatie graag aan.

Je heup laten vervangen is een grote beslissing. We volgen je van bij de eerste beslissing op in de heup-unit. Dat betekent dat je elke stap van het proces wordt begeleid door een vast team met een goed omschreven takenpakket. Elke medewerker weet wat, wanneer en waar en elke stap dient om de volgende te vergemakkelijken. Ons team zorgt ervoor dat je als patiënt perfect voorbereid bent op wat je staat te wachten, voor, tijdens en na de operatie.

De ingreep

De operatie gaat als volgt: we verwijderen de beschadigde heupkop (de 'bol'). Zo krijgen we ruimte en kunnen we makkelijk aan de kom van de heup. Ook daar is slijtage aanwezig. Die nemen we weg en vervangen we door een metalen kom met een plastic of keramische glijlaag. Dat laatste is eigenlijk het nieuwe kraakbeen.

In de volgende stap plaatsen we een steel in het bovenbeen waarop een keramisch bolletje zit. Dat is de nieuwe heupkop die gaat bewegen in de nieuwe pan. De bol past perfect in de gladde laag en ze vormen samen een nieuw gewricht.

De ingreep duurt ongeveer een uur. De dag van de operatie kom je naar het ziekenhuis en doorgaans blijf je 1 tot 3 dagen in het ziekenhuis.

Heupprothese

Hoe lang gaat een heupprothese mee?

Tegenwoordig heeft een heupprothese een levensduur van minimaal 20 jaar, maar een prothese kan ook nog veel langer goed blijven. Wie na 20 jaar geen problemen heeft, hoeft zich dus helemaal geen zorgen te maken. Het is bovendien statistisch aangetoond dat mensen boven de 65 jaar ervan mogen uitgaan dat een eerste prothese ook de laatste zal zijn.

Omdat een prothese zo lang meegaat, vergeten patiënten soms dat ze een prothese hebben, ze moeten dan zelfs even goed nadenken welke heup het ook alweer was. Dat fenomeen heet de forgotten hip, en dat is waar wij, als heupchirurgen, altijd naar blijven streven.

Waarvan is de prothese gemaakt?

De steel en de kom van een heupprothese zijn uit titanium gemaakt. Dat is niet onbelangrijk, want patiënten kunnen allergisch zijn aan bepaalde metalen. Titanium is een heel lichaamsvriendelijke materie waar geen allergieën voor gekend zijn. Het is ook elastisch is en gedraagt zich daardoor goed tegenover bot.

Cement of geen cement?

Een prothese kan zowel met als zonder cement geplaatst worden. Het gebruikte cement is een tweecomponenten-vuller (een soort lijm zoals in de bouw wordt gebruikt). Daarmee vullen we de ruimte tussen het bot en de prothese en komt die laatste muurvast te zitten. Een andere optie is dat de prothese zo ontwikkeld is dat ze door het bot wordt omkapseld waardoor ze definitief komt vast te zitten. Dat noemen we de ongecementeerde of ingroeiprothese.

We proberen altijd zonder cement te werken, als het technisch kan. De kom krijgt in de maanden na de operatie een definitieve verankering door de reactie van het bot. Studies tonen aan dat dit de betere manier is om de kom vast te zetten.

Bij de steel van de heup is dit minder duidelijk. Wetenschappelijk kunnen we niet goed aantonen wat de betere manier is. We kiezen ervoor om altijd zonder botcement te werken als het technisch mogelijk is. We vrezen dat het cement na 20 jaar zijn eigenschappen zal verliezen en ervoor zal zorgen dat de heup loskomt. Bij een cementloze prothese is er een biologische interactie tussen het bot en de prothese. In theorie is die levenslang. Definitief bewijs daarvan is er op dit moment niet.

Polyethylen of keramieken glijvlak?

Dit gaat over het materiaal waar de beweging plaatsvindt: het glijvlak van de kom en de bol. Die bestaat in polyethyleen of in keramiek. Voorlopig heeft de wetenschap nog niet bepaald welk materiaal de beste keuze is.

Polyethyleen is een soort heel harde plastic. Die is speciaal bewerkt zodat die erg slijtvast is. Daardoor zal het plastic pas beginnen verdunnen na minstens 15 jaar. De kwaliteit van polyethyleen is er de laatste 20 jaren ook enorm op vooruitgegaan. Bij de oude polyethyleen kwamen vrij veel plastic partikels vrij en die konden ervoor zorgen dat de prothese uiteindelijk loskwam. Door de evolutie van de afgelopen jaren is de kans daarop heel sterk verkleind.

Een keramieken glijvlak kan je het best vergelijken met het materiaal van je wastafel thuis. Het is een medisch ontwikkeld erg slijtvaste keramiek. Keramiek heeft een heel lage wrijvingsfactor en is daardoor heel duurzaam.

Er zijn dus argumenten voor en tegen voor beide stoffen. Volgens ons zijn beiden een goede keuze. Het doel blijft hetzelfde: zorgen dat je heup zo lang mogelijk meegaat. Daarnaast veroorzaken polyethyleen en keramiek geen allergische reacties in het lichaam.

De kwaliteit van je heupprothese

Heupprotheses worden al decennialang geplaatst. In de jaren 90 en 2000 werd er veel geëxperimenteerd in de zoektocht naar een betere prothese. Zo werd ook de resurfacing heup of zogenaamde sportheup op de markt gebracht (zie verder).

Al snel bleek dat al die vernieuwingen vaak niet tot betere resultaten leidden. In sommige gevallen gingen de resultaten er zelfs op achteruit. Ondertussen weten we heel goed wat wel en niet werkt. Die kwaliteitsmarkering van elke prothese wordt verzameld in het Orthopaedic Data Evaluation Panel (ODEP-register). Die online tool is voor iedereen beschikbaar. Je kan dus controleren welke kwaliteitsmarkering je prothese krijgt.

Wij gebruiken enkel de types protheses met de hoogste beschikbare ranking op dat moment. Dat betekent natuurlijk niet dat we niet openstaan voor innovatie, maar dat doen we altijd na overleg en op basis van wetenschappelijke studies.

De direct anterieure benadering

Om een heupprothese te plaatsen zijn een aantal zaken heel belangrijk. In de eerste plaats is dat de ervaring en kennis van de chirurg. Daarnaast zijn de keuze van het materiaal en de manier waarop een prothese wordt geplaatst van groot belang. Bij een direct anterieure benadering plaatsen we de heupprothese langs de voorkant.

De heupprothese langs voor plaatsen is eigenlijk helemaal niet nieuw. Deze manier om de heup open te maken werd al in de 19de eeuw beschreven door Dr. Hueter en begin 20ste eeuw door Dr. Smith-Peterson. Nadien raakte deze manier van werken wat in ongebruik, maar vanaf de jaren 90 ontstond een revival. De voorste benadering is als het ware heruitgevonden op het einde van de 20ste eeuw en is ondertussen meer en meer de standaard geworden.

Hoe verloopt zo’n anterieure benadering?

De ingreep kan minimaal invasief gebeuren. We maken een kleine snede in de huid van ongeveer 10 centimeter. Net onder de huid kunnen we tussen de verschillende spiergroepen de heup bereiken. We duwen de spieren uit de weg, maar snijden ze niet in. Daarom noemen we dit een spiersparende ingreep. We maken het heupkapsel open en kunnen zo de heupkop verwijderen en de prothese plaatsen. Het vraagt wel wat ervaring om deze techniek goed uit te voeren. Onze chirurgen gebruiken de voorste benadering al meer dan 10 jaar, wat een heel laag risico op verwikkelingen geeft.

Kan ik altijd geopereerd worden via de voorste benadering?

In principe is dit altijd mogelijk bij een eerste heupprothese. Heel zelden heeft een patiënt een bijzondere heupafwijking en moeten we toch kiezen voor een andere benadering. In dat geval zal je chirurg duidelijk maken waarom.

Waarom anders snijden?

Wanneer je een heup plaatst, zijn er twee mogelijke verwikkelingen, namelijk blijvend manken na de operatie en het uit de kom schieten (luxeren) van de heupprothese. Net om deze twee mogelijke problemen te voorkomen, kwam de anterieure benadering terug op de voorgrond. Bij deze manier van snijden slagen we erin om alle spieren uit de weg te duwen en hoeven we ze dus niet in te snijden of los te maken. Op het einde van de ingreep vallen de spieren zo weer mooi op hun plaats. Wat niet is doorgesneden, hoeft ook niet aan elkaar te groeien.

De kans op verwikkelingen is gelijkaardig aan de achterste of zijdelingse benadering (ongeveer 1,5%), maar we kunnen onze patiënten veel vrijer laten revalideren. We merken ook dat patiënten meer vertrouwen hebben in de prothese en het actief gebruik ervan. Ze voelen zich niet geremd.

Lees meer over Rapid Recovery

Welke andere manieren bestaan er om de heup open te maken?

De heup kan ook via de achterzijde worden opengemaakt. Dat heet de posterieure benadering en is de meest klassieke manier, waarbij de chirurg altijd alle kanten uit kan. De huidincisie ligt op de zijkant van de heup en is iets groter (10 tot 12 cm). De chirurg maakt de kleine draaispieren aan de achterzijde van de heup open om de heup te bereiken. Aan het einde van de operatie worden die opnieuw vastgehecht. Door die manier van snijden komt het iets vaker voor dat de lange beenzenuw (nervus ischiadicus) wordt geraakt, met een dropvoet tot gevolg. Ook is de kans dat de heup uit de kom schiet iets groter dan bij de andere manieren van snijden. Al bij al zijn deze complicaties ook hier erg zeldzaam.

Een andere aanpak is de anterolaterale benadering van de heup. Daarbij snijden we min of meer tussen de voorste en de achterste benadering. Het litteken komt op de zijkant van de heup, net als bij de posterieure benadering. De chirurg maakt een venster door de gluteus medius en minimus van de heup los te maken. Dat zijn de hefspieren van de heup. Op het einde van de ingreep worden die opnieuw netjes gehecht.

Bij deze manier van werken is de kans op zenuwletsels eigenlijk het kleinst. Ook is de kans dat de heup uit de kom schiet heel klein. Maar door de gluteusspieren los te maken is de kans op manken net iets groter dan bij de andere manieren. Meestal is het manken tijdelijk. Als de patiënt toch blijft manken, krijgen we dat moeilijk opgelost.

Rapid recovery

Rapid recovery betekent snel herstel. Alles voor, tijdens en na de opname is gericht op een snel herstel met een zo klein mogelijke kans op problemen. Daarvoor focust een grote groep mensen zich samen op het hele proces, van plaatsing tot revalidatie.

Wat kan er fout lopen?

Helaas gaat het niet altijd goed na het plaatsen van een nieuwe heup. Bij 1 tot 2 procent doet er zich een probleem voor, vroeg of laat na de operatie. Het is belangrijk te begrijpen dat dat percentage erg laag is en dat een nieuwe heup plaatsen dus bij de meest veilige ingrepen hoort die we uitvoeren.

De meeste verwikkelingen kunnen we oplossen. Soms zijn die oplossingen vrij eenvoudig, maar soms betekent het een lang bijkomend traject.

Wondproblemen

De eerste twee weken na een operatie zijn bijzonder belangrijk voor de genezing van de wonde. Die wordt bij de operatie mooi gehecht en afgedekt met een verband. Tijdens de opname maken we het verband enkel los als het bebloed is. Als het verband schoon blijft, laten we het dicht.

Wondproblemen na een operatie komen zelden voor. Als je ze krijgt nadat je het ziekenhuis hebt verlaten, moet je dat melden aan de huisarts. Die geeft het aan ons door als dat nodig is. Zo kunnen we snel en adequaat reageren om erger, zoals diepe infectie, te voorkomen. Ga dus altijd langs bij de huisarts of contacteer ons als je bezorgd bent over de wonde na je operatie. Adviseert de huisarts om antibiotica in te nemen? Neem dan best ook contact op met je chirurg voor een snelle raadpleging nog voor de start van de antibiotica.

Infectie van de wonde of de prothese

Een heup plaatsen zonder snijden is onmogelijk. Menselijke huid bevat miljarden bacteriën. Door de huid te wassen en te ontsmetten en door tijdens de ingreep antibiotica te geven, kunnen we de huid veilig openen. Ondanks die maatregelen kan het gebeuren dat er een oppervlakkige of diepe infectie ontstaat na de operatie.

Als ze oppervlakkig is, kunnen we dat vaak met antibiotica en goede verzorging van de wonde oplossen. Als de infectie in de diepte rond de prothese zit, is een nieuwe operatie nodig. De eerste zes weken na het plaatsen van de prothese, kan de prothese blijven zitten en gaan we alles heel goed spoelen en reinigen. Daarna volgt een lange kuur van antibiotica. Zo kunnen we een infectie in 7 op de 10 gevallen bestrijden. Als de infectie langer aanwezig is, kan de prothese niet blijven zitten. Bacteriën voelen zich namelijk prima thuis op het metaal van de prothese en het gewoon reinigen en spoelen is dan niet meer voldoende. In dat geval moet de prothese eruit en worden vervangen door een nieuwe. Vaak kan dat in één operatie, maar in moeilijk te bestrijden infecties moet dit in een aantal operaties. Dan moet de prothese er eerst uit, neem je een aantal weken antibiotica en krijg je pas daarna een nieuwe prothese. Zo kunnen we meer dan 9 op de 10 mensen van hun infectie verlossen. Een infectie van je prothese is dus slecht nieuws, dat is zeker, maar we kunnen altijd een oplossing vinden!

Luxatie van de heup

Tijdens het herstel kan de heupkop plots uit de kom schieten bij een bepaalde beweging. Je voelt dan heel felle pijn en kan niet meer bewegen of zelf rechtkomen. Als dat gebeurt kom je naar het ziekenhuis en plaatsen we de heup terug, onder algemene verdoving.

Als dit gebeurt in de eerste zes weken na een operatie, is de kans groot dat het voldoende zal zijn om de heup terug te plaatsen. Bij 7 op de 10 mensen zal daarna geen nieuwe operatie nodig zijn. Als de heup uit de kom schiet lang na de eerste ingreep, is er meestal een technisch probleem. Dan plaatsen we de heup ook terug, maar volgt meestal ook nog een nieuwe operatie.

Door de voorste benadering te gebruiken, minimaliseren we de kans op heupluxatie. Onze patiënten kunnen actief herstellen, waardoor luxatie steeds minder vaak voorkomt.

Breuken rond de prothese

Protheses worden meestal cementloos geplaatst. Dat betekent dat er een rechtstreeks contact is tussen de prothese en het bot. Door de bekleding van de prothese (hydroxi-apatiet) gaat het bot helemaal rond het metaal ingroeien en komt de prothese volledig te verankeren. Daarvoor moet de kom en de steel met aanzienlijke kracht worden ingebracht. Heel zelden ontstaat daardoor een barst in het bot of zelfs een echte breuk. Als we dit tijdens de operatie opmerken, kunnen we het onmiddellijk aanpakken. Een breuk in het bovenbeen kan ook ontstaan door een val.

Breuken rond een prothese, zowel vroeg als laat na de operatie, blijven een zeldzame zaak en zijn altijd oplosbaar, ofwel tijdens de operatie ofwel nadien met een nieuwe operatie.

Beenlengteverschil

Bij het plaatsen van een nieuwe heup doen we er alles aan om de lengte van de benen gelijk te krijgen of gelijk te houden. Een korter been gelijk maken lukt meestal heel goed. Soms lukt het gelijk houden niet omdat de patiënt van nature enorm laks is. Dan moeten we een compromis sluiten en het been beperkt verlengen. Bij het gebruik van de voorste benadering hebben we het enorme voordeel dat de patiënt op de rug ligt, waardoor we tijdens de operatie beide benen goed kunnen vergelijken, zowel met de benen gestrekt als met de benen geplooid. Daardoor komt een beenlengteverschil tegenwoordig minder vaak voor.

Veel patiënten hebben onmiddellijk na de operatie tijdelijk het gevoel dat er een voelbaar verschil is. Dat komt door de zwelling en de pijn. Als je dan de heup en de knie probeert te strekken, lijkt het alsof je been veel langer is. Praat erover met je chirurg. Die kan je geruststellen aan de hand van het verloop en de controlefoto die na de operatie wordt gemaakt. Het ongelijke gevoel verdwijnt bij de meeste patiënten na een drietal maanden.

Slechts heel zelden is er dus sprake van een echt verschil in lengte. Bespreek dit ook goed met je chirurg, zeker als andere mensen dit opmerken, vermoeden of je er attent op maken. Als je na drie maanden nog altijd last blijkt te hebben van een verschil, kan je in samenspraak met je chirurg kiezen voor een steunzool met ophoging, maar die oplossing proberen we zoveel mogelijk te vermijden.

Bloeding of trombose

Tijdens de ingreep kunnen we het bloedverlies goed controleren en krijg je daarvoor specifiek medicatie. Een bloedtransfusie is meestal niet nodig. Na de ingreep analyseren we de mate van bloedverlies met een bloedafname. Als het nodig is, krijg je ijzer in pilvorm. Dat verhoogt de hoeveelheid bloed op natuurlijke wijze, wat tijd vraagt. Als er sprake is van een aanzienlijke hoeveelheid bloedverlies, geven we een bloedtransfusie na de operatie. Dat is heel zeldzaam.

Er is altijd een risico op zwelling en bloeduitstortingen na een heupoperatie. Dat varieert sterk van persoon tot persoon. Je kan ze het best tegengaan door regelmatig ijs te leggen en goed in beweging te blijven. Bij zwelling aan het onderbeen kunnen steunkousen zeker en vast nuttig zijn.

Een ander risico na een operatieve ingreep is DVT of diepveneuze trombose, wanneer je bloedbaan verstopt raakt doordat je bloed samenklontert. Zo’n trombose komt minder voor als patiënten heel actief kunnen herstellen, wat enkel mogelijk is bij de voorste benadering van de heup. Natuurlijk geven we na de ingreep nog altijd medicatie om het bloed veilig te verdunnen in de eerste 30 dagen. Die bloedverdunner zorgt er ook voor dat de kans op een bloedklonter in het hart en de longen verkleint, een zogenaamde longembolie. Zo’n embolie is namelijk levensbedreigend, maar is gelukkig een heel zeldzaam gevolg van operaties geworden.

Zenuwletsels

Bij elke operatie rond de heup is er een beperkt risico op zenuwletsels. Bij de posterieure benadering (langs de achterzijde van de heup) is dit de nervus ischiadicus. Als die wordt geraakt tijdens de operatie, kan de patiënt een dropvoet ontwikkelen.

Bij de voorste benadering is deze zenuw eigenlijk veilig. Een andere zenuw, namelijk de nervus femoralis, ligt veel dichter in het gebied van operatie. Als die wordt geraakt, leidt dat tot een verlamming van de grote quadricepsspier, waardoor de patiënt door de knie zakt. Zowel een dropvoet als een verlamming van de quadricepsspier na een heupoperatie zijn bijzonder zeldzaam.

Als de zenuwen toch geraakt worden, volgt de chirurg dit nauwgezet op en bepaalt in de eerste plaats wat de kans is dat de zenuw herstelt. Doorgaans is de zenuw niet doorgesneden, maar is er tijdens de ingreep getrokken op de zenuw of is die te fel afgeduwd. De kans is dus groot dat een volledig herstel mogelijk is. Helaas kan dat zes maanden tot een jaar duren.

Een laatste zenuw die belangrijk is, is de nervus cutaneus femoralis lateralis. Die kleine gevoelszenuw loopt vlak langs het litteken en bezenuwt de buitenzijde van de dij. We schuiven die zenuw altijd zoveel mogelijk uit de weg, maar soms kan hij niet volledig worden beschermd. In dat geval krijg je een gevoelloos of pijnlijk gebied net in het midden van de dij aan de buitenzijde. Dat is op zich niet schadelijk maar het kan vervelend zijn. Deze zenuw zorgt enkel voor gevoel en stuurt dus geen spieren aan. Het gevoelsverlies herstelt meestal, maar dat kan enige tijd vragen.

Blijvend manken na de operatie

Wanneer de operatie gebeurt met de voorste benadering, zien we dit probleem eigenlijk nooit, omdat we de hefspieren van de heup maximaal bewaren. We duwen ze aan de kant, maar maken ze niet los. De kans dat je gaat manken na de operatie is dan ook bijzonder klein. Mocht het toch gebeuren, dan biedt de voorste benadering de grootste kans dat het manken na de operatie zal verdwijnen.

Kan ik een sportheup krijgen?

Vaak vragen mensen of we ook een “sportheup” plaatsen. Een sportheup, officieel een resurfacing totale heupprothese, is zoals een klassieke totale heupprothese maar met een ander design. Hij werd ontwikkeld in het begin van de 20ste eeuw en onderging doorheen de jaren veel aanpassingen. In de jaren 90 kreeg de prothese zijn huidige vorm.

Wij plaatsen deze protheses niet, omdat we overtuigd zijn dat het design geen meerwaarde biedt en bovendien meer problemen kan veroorzaken in vergelijking met een klassieke prothese. Hieronder een aantal veelgestelde vragen over de sportheup.

  • Waarin verschilt de plaatsing van een resurfacing met een klassieke totale heupprothese?

    Bij elk soort heupprothese vervangt de chirurg zowel het kraakbeen van de pan als dat van de heupkop. Bij de pan gebeurt dat altijd op een gelijkaardige manier, maar bij de kop is er een verschil. Na de kom uit te frezen wordt er een kobalt/chroom kom mechanisch op de juiste plaats vastgezet. Het glijvlak is bij een resurfacing prothese geen plastic (polyethyleen) of keramiek zoals bij een klassieke prothese, maar metaal.

    Vervolgens wordt de nieuwe bolprothese over de eigen heupkop geplaatst. Hierin zit het grootste verschil met de klassieke prothese: in plaats van de kop af te zagen en volledig te verwijderen, verwijdert de chirurg de kraakbeenlaag en vervangt die door een hemisfeer in metaal. Daardoor wordt er meer bot van de patiënt zelf bewaard.

  • Welke zijn de voordelen van een resurfacing heupprothese?

    De voordelen die eind 20ste en begin 21ste eeuw naar voor werden geschoven, blijken vandaag niet overeind te blijven. Daardoor is de plaatsing van de prothese sterk gereglementeerd en wordt ze minder geplaatst. In Nederland is er zelfs een verbod.

    Voortschrijdend inzicht toont dat de resultaten niet beter zijn dan met een klassieke prothese. Meer nog, een aantal types van de resurfacing heupprothese hebben het dramatisch slecht gedaan. In sommige gevallen moesten 3 van de 10 patiënten zich opnieuw laten opereren binnen de 5 jaar na de eerste ingreep.

  • Klopt het dat je met een resurfacing heupprothese beter kan sporten?

    Helaas is er tot op heden geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat een resurfacing prothese tot meer sportcapaciteit leidt. De kans bestaat dat je met een heupprothese opnieuw sport kan beoefenen, maar dat geldt ook voor een klassieke prothese. Dit is een resultaat dat we nooit kunnen beloven.

    Het is dan ook belangrijk dat je als patiënt nooit kiest voor een heupprothese om opnieuw te kunnen sporten. Als je je na een heupprothese heel goed voelt, dan mag je sporten, op voorwaarde dat het pijnvrij gebeurt. Dat lukt bij ongeveer 4 op de 10 personen. Let op: sommige sporten zijn belastend voor een heupprothese, wat een negatieve invloed kan hebben op de levensduur van de prothese. We verbieden sport niet, maar weet wel dat het een impact heeft.

  • Klopt het dat een resurfacing heupprothese langer meegaat?

    Veel types resurfacing prothese doen het ongeveer even goed als een klassieke prothese en gaan dus 20 jaar of langer mee. Tot 10 jaar geleden was men ervan overtuigd dat je bij een probleem met de resurfacing heupprothese je de pan gewoon kon laten zitten en enkel de bol moest veranderen naar een klassieke steelprothese. Dat betekende dus een minder zware revisie-operatie. Ondertussen is gebleken dat de prothese altijd volledig moet worden verwijderd, zowel de pan als de kop. Enkel de bol vervangen veroorzaakte nog meer problemen en wordt dus nu niet meer gedaan.

  • Klopt het dat het herstel na een resurfacing heupprothese minder zwaar is?

    Hier kunnen we heel duidelijk over zijn: dit klopt niet. Een resurfacing heupprothese wordt altijd via de klassieke posterieure toegang geplaatst (langs de achterzijde). Dat betekent dat er altijd enkele spieren en pezen moeten worden opengemaakt en dat de snee ook een stuk groter is. Het herstel kan vlot verlopen, maar er is geen enkele reden waarom dat sneller zou verlopen dan bij een klassieke prothese.

    Doordat bij een resurfacing heupprothese een grotere bol kan worden gestoken, is er wel een kleinere kans dat de heup uit de kom schiet wanneer de chirurg die posterieur plaatst. Dat zorgde ervoor dat chirurgen hun patiënten vrijer durfden te laten revalideren. Tegenwoordig plaatsen we alle protheses langs voren waardoor de revalidatie sowieso sneller kan verlopen.

  • Zijn er meer of minder risico's bij een resurfacing heupprothese?

    De verwikkelingen zijn voor beide types protheses dezelfde, maar bij de resurfacing heupprothese kwam er nog een onverwachte verwikkeling bij die de wetenschap pas na 10 jaar is beginnen begrijpen. Doordat de prothese aan beide zijden is gemaakt van metaal (kobalt/chroom in plaats van titanium met polyethyleen of keramiek) ontstond een nieuw probleem. Door het normale bewegen kwamen kobalt- en chroompartikels vrij van de prothese. Die veroorzaakten lokaal een soort allergische weefselreactie die in erge gevallen kon leiden tot een goedaardige weefseltumor: een pseudotumor. Dat is te vergelijken met een toxisch soepje dat rond de prothese zit en dat het bot en de spieren heel erg en heel snel aantast. Bij patiënten die deze gevreesde complicatie kregen, was het soms heel moeilijk om nog een nieuwe prothese te plaatsen.

De inhoud van deze pagina werd samengesteld door de betrokken dienst(en). Laatste update: 24-februari-2025.
Naar boven

AZ Sint-Lucas & Volkskliniek

Groenebriel 1
9000 Gent

GPS adres

Terhagen

09 224 61 11
info@azstlucas.be
Qualicor Europe Logo RGB

AZ Sint-Lucas behaalde het Qmentum-kwaliteitslabel van Qualicor Europe

made by