Het overtollige voedsel en vocht in ons lichaam wordt verwijderd in de vorm van stoelgang en urine. De organen, die een belangrijke rol spelen bij de urinevorming, zijn de nieren, de urineleiders, de blaas en de plasbuis.
De nieren zijn twee boonvormige organen, die aan weerszijden van de wervelkolom liggen. Ze bestaan uit een nierbekken en de nierschors. Ze verwijderen schadelijke afvalstoffen uit het bloed en zorgen ervoor dat overtollig water en zouten uit het lichaam verdwijnen. Die afvalstoffen en het overtollige water vormen samen de urine.
Vanuit de nierbekkens gaat de urine via twee dunne buisjes, de urineleiders of ureters, naar de blaas.
De urineblaas is min of meer bolvormig en bevindt zich aan het eind van de twee urineleiders onderaan de buik, achter het schaambeen. Het is een reservoir voor urine. Vol kan de blaas gemiddeld zo’n 400 ml urine bevatten, leeg is de blaas niet veel groter dan een biljartbal.
De beide urineleiders komen langs de zijkant de blaas binnen. Ze lopen eigenlijk schuin door de blaaswand heen, zodat ze als de blaas voller wordt een beetje platgedrukt worden. Op die manier wordt een soort ventiel (= klep, afsluiting) gevormd dat verhindert dat urine kan terugstromen naar de nier. De blaas is een relatief simpel orgaan. De urine, die door de nieren wordt geproduceerd, wordt via de urineleiders naar de blaas getransporteerd om daar tijdelijk te worden opgeslagen. Een tweede belangrijke functie van de blaas is het uitdrijven van de urine. Om dit vlot te laten gebeuren is de blaaswand voorzien van een spierlaag die in staat is zichzelf tot een klein balletje samen te knijpen. Vervolgens wordt de urine via de plasbuis uit de blaas verwijderd.
De urinebuis of urethra brengt de urine van de blaas naar buiten. Bij de vrouw ligt de urinebuis vlak voor de vagina, bij de man in de penis.
Blaaspoliepen zijn gezwellen uitgaande van het slijmvlies van de blaas. We spreken eerder van een polypoïde tumor. Dit wil zeggen dat de aandoening altijd kwaadaardig is. De agressiviteit van deze gezwellen is echter in de meeste gevallen zeer gering en kan dan ook perfect behandeld worden. Het betreft eigenlijk een ziekte van het slijmvlies van alle urinewegen, dit wil zeggen van het nierbekken, de urineleiders tot en met de plasbuis.
De meeste tumoren bevinden zich in de blaas. Bij een tumor in de blaaswand wordt onderscheid gemaakt tussen een oppervlakkig groeiende en een infiltratief groeiende blaastumor. Een oppervlakkig groeiende tumor bevindt zich alleen in het blaasslijmvlies. Een infiltratief groeiende tumor bevindt zich zowel in het blaasslijmvlies als in de blaasspier. Beide vormen kunnen doorgroeien tot in de blaasholte.
Wanneer een oppervlakkig groeiende tumor niet tijdig wordt behandeld, zal deze op den duur vanuit het slijmvlies doorgroeien in de blaasspier. Deze gezwellen kunnen zich ook voordoen op een andere plaats in het urinaire stelsel en in een aantal gevallen kunnen ze na enige tijd opnieuw ontstaan. Dit betekent dan ook dat er een zeer langdurige opvolging noodzakelijk is door regelmatige cystoscopische controles (kijkonderzoek van de blaas). Een foto van de hogere urinewegen zal ook af en toe nodig zijn. Afhankelijk van het type cellen dat aangetroffen wordt, wordt bij een aantal patiënten nadien volgens een welbepaald schema gespoeld met medicatie om het hervallen in de mate van het mogelijke te voorkomen.
Bij zeer agressieve tumoren moet soms een bijkomende behandeling voorzien worden.
Een TUR blaas of een TransUrethrale Resectie van de blaas is een ingreep waarbij kleine poliepen uitgaande van de blaaswand via de plasbuis verwijderd worden. Via de plasbuis, bij de man dus langs de penis, wordt een instrument ingebracht waarmee de poliepen weggesneden worden.
De ingreep duurt meestal slechts 40 tot 50 minuten. De stukjes weefsel worden uit de blaas gespoeld en naar het laboratorium gebracht voor microscopisch onderzoek (anatomopathologie). Op het einde van de operatie wordt er een katheter door de plasbuis tot in de blaas gebracht. Dit om de urine en soms ook spoelvocht van een spoelsysteem vanuit de blaas te laten afvloeien in een opvangzak. Deze sonde wordt op zijn plaats gehouden door een ballon die gevuld wordt met water.
Afhankelijk van je leeftijd en op doktersadvies moet je een aantal pre-operatieve onderzoeken ondergaan. Dit kan reeds gebeurd zijn voor je in het ziekenhuis werd opgenomen. Zo niet, zullen deze onderzoeken in het ziekenhuis, vóór de operatie, uitgevoerd worden.
Meestal worden de volgende onderzoeken gepland:
Eén week voor de operatie moet alle bloedverdunnende medicatie (bv. Aspirine®) gestaakt worden. Vraag hiervoor raad aan je arts of apotheker.
Een tip: breng bij een opname in het ziekenhuis de verpleging op de hoogte van de medicatie die je thuis neemt en vraag of je deze na de operatie terug mag innemen en wanneer.
Je wordt in principe de dag van de ingreep zelf opgenomen, ’s ochtends, nuchter. Dit wil zeggen dat je vanaf middernacht voor de ingreep niet meer mag eten of drinken.
Vlak vóór het vertrek naar de operatiekamer zal je gevraagd worden:
De verpleegkundige overloopt vervolgens een controlelijst met specifieke informatie voor de operatiezaal en bezorgt je een kalmerend geneesmiddel, als voorbereiding op de verdoving. Dan brengt men je naar de operatiezaal.
Je bent ongeveer twee uur weg van je kamer. Hier is ook de tijd inbegrepen die je na de operatie in de ontwaakruimte doorbrengt. De operatie zelf duurt 40 tot 50 minuten.
De ingreep gebeurt in principe onder volledige verdoving om onvoorziene bewegingen die je niet kunt controleren tijdens de ingreep te voorkomen. Deze bewegingen zouden tot gevolg kunnen hebben dat het instrument waarmee de ingreep gebeurt een gat maakt in de blaaswand. De blaaswand is zeer dun en het wegnemen van deze poliep is dan ook een secure, nauwkeurige operatie. In zeldzame gevallen echter kan deze ingreep onder een loco-regionale verdoving met een ruggenprik. Je onderlichaam zal dan na het inspuiten van de medicatie gevoelloos worden.
Hoewel uitwendig geen wonde te zien is na de ingreep, moet de ingreep toch gezien worden als een operatie. Via de urethra (plasbuis) zal de chirurg een hol instrument in de blaas brengen. Hierlangs kan de arts in de blaas kijken en andere instrumenten inbrengen om in de blaas te werken. De kleine poliepen worden verpulverd met een lasertoestel of weggesneden met behulp van een lus waardoor elektrische stroom wordt geleid.
Tijdens en na de ingreep wordt de blaas grondig gespoeld. Via de urinebuis wordt een blaassonde ingebracht, al dan niet met continue blaasspoeling. Dit wordt gedaan om de meestal bloederige urine gemakkelijk te laten afvloeien in een opvangzakje. Deze sonde kan spasmen (krampen) veroorzaken. Je kunt hiervoor pijnstillende medicatie krijgen.
Als je van het operatiekwartier op de kamer aankomt, heb je een infuusleiding in de arm, waarlangs (op vraag) pijnstillende medicatie kan toegediend worden. Zoals reeds vermeld, werd er een blaassonde ingebracht waarlangs, op doktersadvies, spoeling kan toegediend worden. De urine is meestal vrij rood van kleur. Het kan zijn dat je wat pijn voelt ter hoogte van de onderbuik of dat je een sterke plasdrang hebt. Dit is meestal het gevolg van de sonde die een prikkelend gevoel op de blaas geeft in combinatie met de wonde in de blaaswand na het wegschrapen van de tumor. Dit is normaal, de urine loopt zo weg en je hoeft dan ook niet mee te persen. Als je echter het gevoel krijgt dat je buik opzet en je hebt meer pijn, verwittig dan de verpleegkundige. Het kan zijn dat er een bloedklontertje of een stukje weefsel de afloop belemmert. Dat moet eventueel weggespoeld worden. Dit gebeurt zelden.
Na de behandeling is de urine doorgaans roodgekleurd door nabloeden van de inwendige wonde. Ook kleine klontertjes evenals weefselpropjes kunnen in de urine voorkomen. Dit is een normaal verschijnsel dat bij deze ingreep hoort. Wanneer de eventuele spoeling stopgezet wordt, kleurt de urine opnieuw wat donkerder. Het is dan ook de bedoeling dat je zoveel mogelijk drinkt.
Na de operatie onder algemene verdoving moet je enkele uren in bed rusten. Bij een spinale verdoving (via een ruggenprik) moet je gedurende minstens zes uur in bed blijven. Verwittig altijd een verpleegkundige vooraleer je voor de eerste maal na de operatie wil staan.
Wanneer er zich geen problemen (bv. misselijkheid) voordoen mag je, bij een volledige verdoving, twee uur na het beëindigen van de ingreep drinken. Bij een spinale verdoving mag je onmiddellijk nadat je op de kamer aankomt drinken. In beide gevallen krijg je ’s avonds een licht avondmaal. De volgende dag mag je terug normaal eten.
Je thuismedicatie mag je na de operatie verder nemen, met uitzondering van bloedverdunners. Soms wordt er via de sonde een product ingespoten om de groei van de kleine poliepen tegen te gaan. Dit product moet je gedurende een uur in de blaas houden.
Het infuus mag, na advies van de arts, verwijderd worden de ochtend na de ingreep. De blaassonde zal afhankelijk van de kleur van de urine (al dan niet bloederig) en na advies van de behandelende arts, ongeveer een à twee dagen na de operatie verwijderd worden. Als de blaassonde verwijderd wordt, is het belangrijk dat je voldoende drinkt, minstens 1,5 liter water extra per dag. Plassen doe je in een urinaal of bedpan, zodat de hoeveelheid en de kleur gecontroleerd kunnen worden. De hoeveelheid urine moet je noteren op een volgblad en mag telkens weggegoten worden in het toilet.
Pas als de blaassonde verwijderd is en je goed kunt plassen, mag je in principe na consult en advies van de arts, het ziekenhuis verlaten. Ga na of je, bij je ontslag uit het ziekenhuis, over de volgende informatie beschikt:
Ongeveer zes weken na de ingreep ga je langs bij je behandelend uroloog om na te kijken hoe het plassen gaat, of er geen infectie is na de ingreep, enz... Ook de microscopische resultaten (anatomopathologie) worden verder besproken. Afhankelijk van dit microscopisch onderzoek zal de verdere opvolging van jouw probleem bepaald worden. In elk geval zullen regelmatige cystoscopieën (blaaskijkonderzoeken) noodzakelijk zijn. Eventueel kan ook een schema met blaasinstillaties (spoeling van de blaas
met medicatie) afgesproken worden. Deze medicatie wordt volgens welbepaalde schema’s gebruikt voor welbepaalde duur en in welbepaalde concentraties afhankelijk van deze microscopische bevindingen. Dit zal je uroloog op controle met jou bespreken.
Het is ook belangrijk te weten dat het een zestal weken duurt voor het blaasslijmvlies volledig hersteld is. Dit betekent dat je na de ingreep nog enige tijd plasproblemen kunt hebben. Deze kunnen bestaan uit het nog steeds plassen van bloed, vaak moeten plassen, snel moeten plassen, enz. Deze problemen zullen in regel vrij snel verdwijnen en bij de meeste patiënten na zes weken volledig achterwege blijven.
Groenebriel 1
9000 Gent
GPS adres
Terhagen